Onze praktijk
Zwangerschap
Voorlichtingsbijeenkomsten & cursussen
Zuxx 1-daagse zwangerschapscursus
Bevalling
Kraamtijd
Hoe je bevalling zal verlopen, is van tevoren niet te voorspellen. In grote lijnen kunnen wij je wel voorbereiden op wat je te wachten staat.
Ontsluitingsfase
Het eerste deel van de bevalling wordt de ontsluiting genoemd. In deze periode verstrijkt de baarmoedermond en gaat deze open. Dit gebeurt onder invloed van de weeën. Weeën zijn
samentrekkingen van de baarmoeder. Het voelt als een kramp in je onderbuik die langzaam opkomt, erger wordt en dan weer afzakt. Tussen de weeën door is er rust. In het begin van de bevalling
kunnen de weeën nog wat onregelmatig zijn. Je vraagt je soms dan ook af of dit wel echt het begin is. Vaak is het prettig om in deze periode je aandacht nog niet te veel op de weeën te
richten. Probeer wat dingen te blijven doen, zodat je nog een beetje afgeleid wordt. Als je merkt dat dat niet meer mogelijk is, kun je je meer gaan richten op ademhalingstechnieken en
ontspanningsoefeningen. Dit is dan meestal ook het moment om eens op de klok te gaan kijken en de weeën bij te gaan houden. Als je het beginpunt van de bevalling voor je gevoel uitstelt, is
het vaak beter vol te houden. Vooral een eerste kindje heeft tijd nodig.
Ontsluitingsweeën zorgen ervoor dat de baarmoedermond ver genoeg open gaat (10cm) om de baby geboren te laten worden. Voor ontsluiting zijn sterke weeën nodig. Deze weeën duren langer (1 tot
1,5 minuut) dan voorweeën en komen regelmatig, zo om de 3 à 4 minuten. De eerste centimeters van de ontsluiting gaan meestal langzamer dan het laatste stukje van de ontsluiting. Tijdens de
laatste centimeters (8-10cm) zijn de weeën het heftigst. Hoe lang de ontsluiting duurt, is van tevoren niet te zeggen. Dit verschilt per persoon en hangt onder andere samen met de kracht van
de weeën, of het je eerste of volgend kindje is en hoe je eventuele voorgeschiedenis is. Het is belangrijk om tijdens de ontsluitingsfase regelmatig te gaan plassen. Naarmate de ontsluiting
vordert, zullen de weeën steeds vaker komen en steeds krachtiger worden. Het zal steeds meer aandacht vragen om de weeën op te vangen. Dit is een goed teken. Het betekent dat het einde van de
ontsluiting nadert.
De vliezen breken meestal pas nadat de weeën al begonnen zijn. Dat is ook goed, want de vliezen en het vruchtwater beschermen de baby en helpen mee om de baarmoedermond open te maken door de
druk die ze hierop geven. Als de vliezen nog niet spontaan gebroken zijn, worden deze door de verloskundige gebroken tegen het einde van de ontsluiting of eerder als het nodig is.
Wanneer wij bij je thuiskomen, controleren we de harttonen van de baby en zullen we je tips geven om de weeën op te vangen. We voelen dan ook of er al ontsluiting is. Dit gebeurt met een
inwendig onderzoek. Als je hier problemen mee hebt, geef dit dan tijdens het spreekuur aan. Het kan handig zijn om dit op tijd te bespreken.
Afhankelijk van hoe ver je in de ontsluiting bent, zullen wij samen met jullie een plan maken. Als het nog het begin van de bevalling is, zullen we je nieuwe belinstructies geven en spreken
we een tijdstip af dat we weer langskomen. Zo kan het zijn dat we een aantal keer bij je thuiskomen, voordat wij besluiten te blijven of naar het ziekenhuis te gaan voor een poliklinische
baring.
Tips om de weeën op te vangen:
Uitdrijvingsfase
Zodra de baarmoedermond helemaal open is, heb je volledige ontsluiting en begint de uitdrijving. Je merkt dit doordat je persdrang krijgt. Je voelt dan veel druk naar beneden en hebt tijdens
de wee het gevoel dat je moet persen.
Tijdens de uitdrijving worden de pauzes tussen de weeën vaak wat langer, zodat jij en de baby de tijd hebben om bij te komen. In deze periode luisteren wij na elke wee naar de harttonen van
de baby, om de conditie goed in de gaten te houden.
Bij een eerste bevalling moet de weg door het baringskanaal nog gemaakt worden. Tijdens het persen komt het hoofdje steeds een stukje dieper, maar zakt tijdens de weeënpauze ook weer iets
terug. De uitdrijving duurt bij een eerste bevalling gemiddeld 1 tot 2 uur. Bij een volgende kindje gaat dat vaak sneller, meestal binnen een half uur.
Als de baby bijna geboren is, kun je een stuk van het hoofd zien. Als het hoofdje niet meer terugzakt, noemen wij dat het staan van het hoofd. Dit geeft een branderig gevoel. Probeer goed te
blijven zuchten en te luisteren naar wat wij zeggen. Het kindje wordt dan waarschijnlijk de volgende wee geboren.
Soms kan het gebeuren dat het niet lukt om zelf de baby eruit te persen. Bijvoorbeeld omdat de weeën niet krachtig genoeg zijn of omdat de ligging van de baby niet goed is. Dan dragen wij de
bevalling over aan de gynaecoloog, die verdere actie zal ondernemen. Wij proberen er dan wel bij te blijven om je ook bij het laatste stukje te steunen.
Nageboortetijdperk
De baarmoeder wordt na de geboorte van de baby een stuk kleiner. Daardoor laat de placenta los van de baarmoederwand. Om ervoor te zorgen dat dit gebeurt en je zo min mogelijk bloedverlies
hebt, krijg je direct na de geboorte een prik in je been met oxytocine. Als de vaten in de navelstreng zijn uitgeklopt en je baarmoeder goed is samengetrokken, laten wij de placenta en de
vliezen geboren worden. Wij controleren of de placenta en de vliezen compleet zijn.
Ondertussen ligt de baby lekker bij je op de borst. Als je borstvoeding wil geven, kan de kraamverzorgster je al proberen te helpen met aanleggen. De eerste minuten na de bevalling bepalen
wij de Apgar-score. Dit is een score die de conditie van de baby weergeeft.
Nadat de placenta en vliezen zijn geboren, zullen we kijken of er gehecht moet worden. Als er gehecht moet worden zullen wij dit altijd eerst verdoven. Ook wegen wij de baby en kijken of er
lichamelijke bijzonderheden zichtbaar zijn. Wij testen een aantal reflexen, zoals de zuigreflex, grijpreflex van de handen en de loopreflex. Daarna zal de kraamverzorgster de baby
temperaturen en aankleden. Na de bevalling is het verstandig om goed te eten en te drinken, voordat je gaat douchen. Daarna kan je kraamtijd beginnen!
Je lichaam reageert meteen op bevallingspijn door zelf pijnstillers (endorfines) aan te maken, zodat je de pijn minder voelt. Angst of spanning belemmert de aanmaak van endorfines. Daarom is het
belangrijk om zo ontspannen en comfortabel mogelijk te zijn tijdens de bevalling.
Probeer zo lang het kan niet te veel op de pijn te concentreren. Ga zo lang mogelijk gewoon door met waar je mee bezig bent. Zoek afleiding door bijvoorbeeld te lezen, wandelen, filmpje kijken of
lekker in bad te gaan zitten of te douchen.
Tussen de weeën door heb je steeds even pauze. Gebruik die momenten om te ontspannen en je voor te bereiden op de volgende wee. Let op dat je niet verkrampt of je adem inhoudt als de pijn er weer
aan komt Probeer alle spanning los te laten en blijf rustig ademhalen. Op deze manier kan je beter de weeën opvangen.
Warmte helpt om te ontspannen. Zorg er dus voor dat de temperatuur in de kamer aangenaam is. Doe warme kleren aan die lekker zitten. Als je ligt, kun je een kruik tegen je rug en/of buik
aanleggen. Veel vrouwen vinden het lekker om onder de douche te zitten met een warme straal op de buik of rug gericht.
Indien je de pijn te heftig vindt en het niet meer weet goed op te vangen is er medicinale pijnstilling mogelijk. Dit moet altijd in het ziekenhuis, omdat er bijwerkingen kunnen zijn en daarom
moeten je hartslag, bloeddruk en ademhaling steeds worden gecontroleerd. Ook de hartslag van de baby moet goed in de gaten gehouden worden. Als je tijdens de bevalling dus voor pijnstilling kiest
zullen wij je over moeten dragen aan de gynaecoloog. Welke vorm van pijnbestrijding mogelijk is, hangt af van de fase van de bevalling waar je inzit en overleg je samen met ons en de gynaecoloog.
Alvorens je pijnstilling krijgt zal er 30 tot 45 minuten een hartfilmpje worden gemaakt om de conditie van de baby te beoordelen.
De volgende soorten pijnstilling zijn mogelijk:
Pethidine
Pethidine wordt toegediend via een injectie in je bil of bovenbeen. Pethidine lijkt op morfine. Het werkt binnen 30 minuten en werkt 2 tot 4 uur en wordt over het algemeen gegeven aan het begin van de bevalling, als de ontsluiting nog niet zo snel verloopt. Pethidine wordt vaak ook in combinatie gegeven met slaapmedicatie.
Voordelen van pethidine:
Nadelen van de pethidine:
Remifentanil
Remifentanil is een morfineachtige stof die wordt toegediend via een slangetje in de arm (infuus), dat vastzit aan een pompje. Je kunt zelf met een drukknop de hoeveelheid remifentanil bepalen die je toegediend krijgt. Het pompje is zo afgesteld dat je jezelf nooit teveel kan geven.
Voordelen van remifentanil:
Nadelen van remifentanil
Ruggenprik
Een ruggenprik is een injectie in je onderrug met een combinatie van verschillende pijnstillende medicijnen. De anesthesioloog brengt onder plaatselijke verdoving onder in je rug een naald aan. Daarbij moet je je rug bol maken en zoveel mogelijk stil zitten. Via de naald wordt een dun soepel slagentje in je rug gebracht. De naald gaat er weer uit, het slangetje blijft zitten. Door dit slangetje krijg je tijdens de ontsluitingsfase pijnstillende medicijnen toegediend. Binnen 15 tot 30 minuten voel je de pijn een stuk minder worden. Bij 95% van alle vrouwen zit de ruggenprik goed en geeft het voldoende pijnstilling. Je voelt vanaf je navel tot aan je bovenbeen geen pijn meer. Tijdens een wee kan je nog wel een beetje druk ervaren.
Een ruggenprik heeft op zich weinig effect op de conditie van je kindje. Als er complicaties zijn, bijvoorbeeld koorts, zijn er wel gevolgen. Je kindje kan dan medicijnen krijgen of moet langer in het ziekenhuis blijven.
Voordelen van een ruggenprik
Nadelen van een ruggenprik
In het Dijklanderziekenhuis in Hoorn is 24 uur per dag alle vormen van pijnstilling mogelijk.